Concertprogramma, 6 maart 2004, Leiden
- Rudolf Escher: Six épigraphes antiques
- Hans Kox: Concerto pour orchestre
- Alphons Diepenbrock: Balletsuite voor klein orkest
- Léon Orthel: Symfonie no.2, ‘Piccola Sinfonia”
“Wie is er bang voor Nederlandse muziek” is het motto van het programma van vanavond, een programma met Nederlandse orkestmuziek van 1915 tot 1975. Bestaat er wel zoiets als Nederlandse muziek? Een paar maanden geleden verscheen een boek met deze subtitel van Jacqueline Oskamp, waarin zij het enige correcte antwoord gaf: Nee. Waarna zij een volmondig pleidooi houdt voor het tegengestelde.
Diepenbrock, Orthel, Kox en Escher: Op het eerste gezicht een tamelijk willekeurige greep, onze componistenkeus had net zo goed kunnen zijn Pijper, Schat, Ketting en Andriessen. Of Dopper, van Gilse, Vermeulen en van Vlijmen. Wij kozen voor de eerste lijn, nauwelijks modieus, volgers wellicht, meer dan vernieuwers, en misschien ook wel componisten die tegenwoordig te weinig gehoord worden.
Overigens hebben maar weinig kunstenaars vernieuwing als levensdoel. Kunst, dus ook muziek, is een tijdsgebonden cultuurverschijnsel, maar met een wisselwerking: De omgeving die beïnvloedt, wordt evengoed op haar beurt beïnvloed. En zo zal het vanavond ook zijn: Wij willen u zeker beïnvloeden, en voor deze muziek hoeft u niet bang te zijn.