In 2008 dirigeerde ik de première van de nieuwe Nederlandse operette “Suzanne”
Rolverdeling
- Suzanne van Ballooy Echtenstein: Marjoleine Schaap, sopraan
- Diederik, Baron van Ballooy Echtenstein, haar vader: Theo vd Hoven, bariton
- Esmeralda, Barones van Ballooy Echtenstein-Wijnkan, haar moeder: Annelies Prins, mezoo-sopraan
- Max, de zoon van de Boswachter van het landgoed van de Van Ballooy’s: Peter Vos, tenor
- Van Beuningen, de kamerheer en butler van Suzannes vader: Marco Louwman, Bariton
- Fleur Overspruit, hartsvriendin van Suzanne: Désirée de Jong, mezzo-sopraan
- Madelon van Zilingen, hartsvriendin van Suzanne: Lotte Hofsteenge, sopraan
- Alfred, de oude, dove, langzame butler dien allang over zijn pensioendatum heen is, maar gewoon bij het meubilair hoort. Campagnon van Van Beuningen: John Holm, bariton
- Tanta Agaath van Ballooy Echtenstein, de extravagante zus van diederick: Willemijn Dielemans, sopraan
- Graaf Euvertsen tot Blijdesteijn: Peter van Es, Bariton
- Minou, danseres passé, zus van Fifi: Ineke Nieze, spelrol
- Fifi, de kamenierster van Suzanne, de zus van Minou: Gylenne van Driel, spelrol
Op muziek van
- Kálmán, Csardasfürstin, Gräfin Mariza
- Sullivan, Mikado
- Benatzki, Im weissen Rössl
- Zeller, Vogelhändler
- Offenbach, La Périchole
- Strauss, Fledermaus, Zigeunerbaron
- Strauss, Eine Nacht in Venedig
- Lehár, Der ZarewitschLincke, Die Lustige Witwe
- Lincke, Frau Luna
- Raymond, Maske in Blau
- Delibes, Lakmé
- en Verdi, Traviata.
Suzanne in een notendop (Synopsis door Toine Pauwe, www.toinepaauwe.nl)
Akte I, Scène 1
Het is de 21ste verjaardag van Suzanne. We openenen met en groot feest in de balzaal van het kasteel van baron Diederick. Dansen wil ik (“Tanzen möcht ich”, uit Die Csárdásfürstin van Emmrich Kálmán).
Akte I, Scène 2
Suzanne is met haar twee hartsvriendinnen de feestende meute ontvlucht. Het zijn allemaal vrienden van haar ouders en hebben dus niet de interessante leeftijd voor Suzanne. De drie vriendinnen mijmeren over het prille liefdesgeluk, dat ze aale drie hebben ervaren. Drie leuke meiden (“Three little Maids”, uit The Mikado van Gilbert and Sullivan).
Akte I, Scène 3
De drie meiden smeden een plan om te voorkomen dat Suzanne’s vader een huwelijk gaat arrangeren. Dus willen zij de geliefde van Suzanne deze avond aan het publiek bekendmaken. Maar haar geliefde is niet op het feest aanwezig, want het is Max, de zoon van de boswachter. Met een smoesje willen ze Max overhalen om als bediende op het feest te helpen. Je doet wat water bij de wijn (“Es muss was Wunderbares sein”, uit Im Weissen Rössl van Ralf Benatzky).
Akte I, Scène 4
Max probeert zich hevig te verzetten maar hij verliest het tegen de vrouwelijke charmes. Voordat hij het weet bevindt hij zich in de wervelendefeestzaal waar de drie vriendinnen hem binnenloodsen, op het moment dat het voltallige gezelschap Suzanne toezingt ter ere van haar verjaardag. Hoera (“Hurrah, Hurrah”, uit Die Vogelhändler van Carl Zeller).
Max probeert zich zo onopvallend mogelijk te begeven in de massa, maar zijn stunteligheid verradt hem. Van Beuningen, de kamerheer van de baron, die Max niet kan luchten of zien, maakt de baron attent op Max’s aanwezigheid. De baron ontsteekt in grote woede. Vervolg Hoera (“Hurrah, Hurrah”, uit Die Vogelhändler van Carl Zeller).
Zowel Suzanne als haar moeder Esmeralda weten de woede van Diederick te temperen. Het feest gaat verder en Diederick probeert zijn dochter Suzanne duidelijk te maken dat het tijd is dat hij een goede echtgenoot voor haar gaat vinden. Dit is het moment waarop Suzanne aangeet dat ze dat liever zelf wil doen. En temidden van de feestende menigte maakt zij bekend wie haar grote liefde is: Max! De baron ontsteekt weer in grote woede. Stop deze gek! (“Sautez dessus! – Finale”, uit La Périchole van Jacques Offenbach).
Akte I, Scène 5
Max wordt door Diederick meegtroond naar de bibliotheek, gevolgd door Suzanne. Esmeralda, de twee vriendinnen en Van Beuningen, de kamerheer. Diederick wil Max ver van zijn dochter hebben en stuurt hem naar het buitenland. Alleen er moet een goede reden zijn om hem zomaar weg te sturen. De slinkse Van beuningen komt met het voorstel om Max op zoek te laten gaan naar tante Agaath. De lieve, gekke, theatrale zus van de baron, die al jarenlang op reis is door Europa. Esmeralda en Suzanne vinden het gekkenwerk, maar Max stemt erin mee, omdat hij het verdriet van Suzanne niet langer kan aanzien. Omdat Diederick weet dat hij zijn vrouw en dochter te vriend moet houden, stuurt hij ook Van Beuningen mee op reis. Dit uiteraard tot groot ongenoegen van Van Beuningen. Daarna wordt het tijd om de reis aan te kondigen aan de rest van de gasten. De reis begint (“Genug damit, genug – Walz”, uit Die Fledermaus van Johann Strauss).
Akte I, Scène 6
Nadat Max en Van Beuningen zijn vertrokken willen de gasten zich weer in het feestgedruis storten. maar Diederick vindt het welletjes en maant de gasten tot vertrek. Roddelmars (“Einzugsmarsch”, uit Der Zigeunerbaron van Johann Strauss).
Akte I, Scène 7
De reis is begonnen en we zien Max en Van Beuningen in een treincoupé zitten. Van Beuningen is behoorlijk gepikeerd en Max wordt verteerd door liefdesverdriet. Eenzaam (“Wolgalied”, uit Der Zarewitsch van Frans Léhar).
Een paar dagen verder in de tijd zijn Max en Van beuningen aangekomen in Wenen. Max wordt steeds moedelozer en verwacht dat het hele plan om tante Agaath te vinden in duigen zal vallen. Van Beuningen echter begint steeds meer van zijn vrijheid te genieten. Daar gaat Van Beuningen (“Aus ist’s mit der Liebe, Ganz ohne Weiber”, uit Die Csárdásfürstin van Emmerich Kálmán).
Akte I, Scène 9
In het dorp van Suzanne is haar verdriet en eenzamheid het gesprek van de dag. Terwijl de twee geliefden treurig elkaar brieven schrijven, ervaren de dorpsbewoners weer wat liefdesverdriet is. Wat een treurnis (“Hier war es still”, uit Eine Nacht in Venedig van Johann Strauss).
— Pauze —
Akte II, Scène 1
We bevinden ons in een Parijse nachtclub. De danseressen openen de show met een wervelende cancan. Cancan (“Le Can Can”, uit Orpheus in de Onderwereld van Jacques Offenbach).
Milo de uitbaatster van de Parijse nachtclub ontfernt zich over de verdrietige Max. Hij vertelt har zijn relaas en is bedroefd over het uitblijven van brieven van Suzanne. Suzanne op haar beurt is bedroefd over het uitblijven van brieven van Max. De nachtclubbezoekers horen het relaas aan en reageren op hun eigen manier. Wat is er loos? (“Schenkt man sich Rosen in Tirol”, uit Der Vögelhändler van Carl Zeller).
Van Beuningen, door alcohol loslippig geworden, vertelt Milou dat hij heimelijk de brieven van Max en Suzanne heeft onderschept. Zodoende probeert hij het plan van de baron te dwarsbomen. Maar Milou, wier zusje Fifi het kamermeisje is van suzanne, weet door haar vrouwelijke charmes de brieven af te troggelen.
Akte II, Scène 2
Suzanne zit zielig en eenzam op haar kamer en krijgt daar van fifi plotseling de brieven van haarzelf en Max, tot grote vreugde van haar en van het schilderij met jubelende voorouders. Ze vraagt Fifi om haar zus te schrijven dat Max direct naar huis moet komen. Wil je (“Viljalied”, uit Die lustige Witwe van Frans Léhar).
Akte II, Scène 3
De twee vriendinnen van suzanne, Fleur en madelon, vragen zich af wat erger is; je vrijer dichtbij te hebben maar er achter komen dat hij absoluut geen aandacht aan je schenkt, of je vrijer ver in het buitenland hebben, maar weten dat hij constant aan je denkt? Ik ben jouw piramide (“Schenk mir doch ein kleines nisschen Liebe….” uit Frau Luna van Paul Lincke).
Akte II, Scène 4
De baron, esmeralda en uzanne zitten treurig thee te drinken. Alle plannen van Diederick om Max weer terug te halen zijn mislukt. Dan zwaait de deur open en tot ieders verrassing stapt tante Agaath de salon binnen. Wanneer zij hoort van het plan van diederick bevestigt dit nogmaals haar idee ovder de mannen: Onnozel (“Die Juliska”, uit Maske in Blau van Fred Raymond).
Akte II, Scène 5
Diederick probeert zijn hachje te redden door te proberen om Graaf euvertsen te strikken voor een huwelijk met zijn dochter. Deze levensgenieter heeft daar echter totaal geen zin in en laat dat ook duidelijk blijken. Ja, ik zweer het meneer (“Als flotter Geist”, uit Der Zigeunerbaron van Johann Strauss).
Akte II, Scène 6
Suzanne maakt zich klaar voor weer een eenzame nacht. Haar moeder komt binnen om haar welterusten te wensen en steekt haar een hart onder de riem door te vertellen dat je vertrouwen moet hebben in je geliefde. het komt vast wel weer goed. Heb vertrouwen (“Bloemenduet”, uit Lakmé van Léo Délibes).
Akte II, Scène 7
Max komt terug om te vertellen, dat hij tante Agaath niet heeft gevonden. In zijn ogen kan het huwelijk dus niet doorgaan en komt hij afscheid nemen van Suzanne. Niet wetende wie die bijozndere mevrouw in de kamer is vertelt hij het verhaal en komt op een verrassende wijze tot de conclusie dat zij tanta Agaath is. Wanneer iedreen blij de salon heeft verlaten, komt Diederick tot zichzelf en voelt zich bevrijd van een loden last. Waarom? (“Herr Gott – Spielduett”, uit Gräfin Mariza van Emmerich Kálmán).
Akte II, Scène 8
Het verhaal eindigt met een schitterende bruiloft. De bruiloft (“Brindisi”, uit La Traviata van Giuseppe Verdi).
Na het applaus en de buiging wordt de toegift gezongen. De operette Suzanne (“Im Weissen Rössl”, uit Im Weissen Rössl van Ralf Benatzky).